07.februari.2017

Is een stageplaats dan toch een arbeidsovereenkomst?

De inzet van stagiaires is in heel veel sectoren de normaalste zaak van de wereld. Daarbij wordt aangenomen dat een stagiaire geen dienstverband heeft en geen loon ontvangt, maar hooguit een bescheiden stagevergoeding. Toch kan aan deze praktijk nu een einde komen.

Op 6 februari 2017 werd bekend dat de Inspectie SZW twee Limburgse GGZ-instellingen op de vingers tikt. Zij zouden gebruiken maken van stagiaires (werkervaringsplaatsmedewerkers of WEP-ers) tegen betaling van een kleine stagevergoeding, terwijl er eigenlijk een normaal dienstverband zou bestaan. Daarom hebben die stagiaires ‘gewoon’ recht op (minimum)loon, volgens de Inspectie SZW. Maar waarom is deze opvatting van de Inspectie nu zo ‘gevaarlijk’ en wat zijn de gevolgen hiervan?

WEP of stagiaire: Schijnconstructie of niet?

De Inspectie SZW gaat schijnconstructies steeds actiever tegen. De Inspectie wil daarmee oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt en verdringing van werknemers bestrijden. Daarbij kijkt de Inspectie naar allerlei sectoren, waaronder dus ook de zorgsector.

In (onder meer) de GGZ-sector wordt gebruik gemaakt van de inzet van (bijna) afgestudeerde psychologen. Zij worden ingezet op een werkervaringsplaats, ook wel WEP-er genoemd. Zo’n werkervaringsplek vergroot de kansen van een afgestudeerde op de arbeidsmarkt. Critici stellen dat de afgestudeerden in wezen geen keuze hebben en dit soort werkervaringsplaatsen wel moeten accepteren om er tussen te komen. Tijdens de werkervaringsperiode staat het opdoen van ervaring en het leren centraal en biedt de instelling begeleiding. Het was en is nadrukkelijk niet de bedoeling dat een werkervaringsplek regulier werk vervangt en ‘gewone’ werknemers verdringt. De vraag is of er in de praktijk toch niet sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Inspectie SZW meent van wel.

Drie kenmerken arbeidsovereenkomst

De Inspectie is van mening dat de stagiaires, de WEP-ers, eigenlijk gewone werknemers zijn en dus ook recht hebben op (minimum) loon. Het kan niet anders dan dat de Inspectie dit beoordeelt aan de hand van de kenmerken van een arbeidsovereenkomst.

  1. Is er sprake van een gezagsverhouding?
  2. Is er sprake van loon?
  3. Is er sprake van de verplichting de arbeid persoonlijk te verrichten?

Deze criteria zijn ook relevant voor de beoordeling of een opdrachtrelatie van de zzp-er DBA-proof is. Waar zit dan bij de stagiaires in de GGZ de crux? Is er nou één specifiek punt te noemen waardoor de inzet van die stagiaires kantelt naar een arbeidsovereenkomst? Ik denk van niet. Er is niet maar één doorslaggevend argument, maar juist een samenspel van verschillende factoren.

Wat vindt de Hoge Raad?

De Hoge Raad heeft zich over het onderscheid tussen een stageovereenkomst en een arbeidsovereenkomst al in 2015 uitgesproken in het Logidex-arrest. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst, moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. En het gaat niet alleen om hetgeen bij aanvang bedoeld was af te spreken, maar ook om hoe er in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan de stage.

Stageovereenkomsten lijken vaak ook wel heel veel op een arbeidsovereenkomst. Het gaat er volgens de Hoge Raad om dat de stagiaire de noodzakelijke ervaring opdoet door in het kader van zijn opleiding arbeid te verrichten die vergelijkbaar is met de arbeid van een gewone werknemer. Maar WEP-ers hebben hun de opleiding vaak al afgerond. Daar begint het te wringen. Dan komt een logische vervolgvraag op: wanneer is het doel van de stage nog primair het opdoen van ervaring? En wanneer verschuift het doel van de arbeidsprestatie van de stagiaire naar een actieve bijdrage aan de verwezenlijking van het doel van de onderneming? Of anders gezegd, ‘gewoon’ bijdragen aan de productie? Als een WEP-er declarabel werkt in DBC’s, begint het doel van de stage mijns inziens op te schuiven en komen GGZ-instellingen in de gevarenzone.

Optelsom van factoren

Als dan de kenmerken van een arbeidsovereenkomst ernaast worden gehouden, dan is een vergelijk wel te maken. Er wordt feitelijk gewerkt (= arbeid). Ook de gezagsverhouding is snel aangenomen. De stagiaire zal namelijk gewoon meedraaien in de praktijk en diensten meelopen en rapporteren aan de stagebegeleider (= gezag). Daarnaast wordt er een stagevergoeding betaald als ‘beloning’ voor de werkzaamheden, die op meer neerkomt dan een zuivere onkostenvergoeding (= loon).

Het standpunt van de Inspectie SZW is dus niet helemaal uit de lucht komen vallen of vreemd te noemen. Wat dan weer wel opvallend is, is dat de Inspectie SZW zich op het civielrechtelijke terrein begeeft en roept dat er loon moet worden betaald. Eigenlijk zou de Inspectie zich moeten beperken tot de vraag of de Wet Minimumloon en Minimumvakantietoeslag is overtreden. Dit kan dan weer een opstap geven aan de stagiaires (of werknemers?) om in een civiele procedure, met terugwerkende kracht, loon te gaan vorderen. En dan niet het minimumloon, maar het loon conform de cao GGZ. In datzelfde spoor zou ook nog eens het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) zich kunnen gaan roeren. Het is voor GGZ-instellingen met WEP-ers dus oppassen geblazen.