22.maart.2021

WBTR & rechtspositie stichtingsbestuurder

Vanaf 1 juli 2021 geldt de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Deze wet heeft ook aardig wat consequenties op het gebied van arbeidsrecht. Toezichthouders en bestuurders van zorginstellingen, wooncorporaties en onderwijsinstellingen moeten rekening houden met een aantal belangrijke veranderingen. Vanuit onze expertise als advocaten arbeidsrecht nemen we jullie daarom graag mee langs de onderwerpen die iedere RvC en bestuurder goed op het netvlies moet hebben. In deel 2 van deze blogserie kijken we naar de veranderde rechtspositie van stichtingsbestuurders. Dit heeft namelijk consequenties voor het ontslag van deze bestuurders

Mogelijke manieren van ontslag

Er zijn volgens het Nederlandse Recht verschillende manieren waarop ontslag kan worden verleend. We hebben het hierbij over de techniek van ontslag en niet de gronden of reden voor ontslag. Naar gelang de achterliggende (redelijke) grond, komt een werkgever bij een van de volgende manieren uit om een dienstverband te (laten) beëindigen:

  • Opzegging na verkregen vergunning UWV.
  • Ontbinding door de rechter.
  • Beëindiging met wederzijds goedvinden – via een vaststellingsovereenkomst.
  • Opzegging met instemming.

En in het geval van stichtingen is de Raad van Toezicht (RvT) of Raad van Commissarissen (RvC) de werkgever van de bestuurder.

Ontslag voor bestuurder stichting eenvoudiger

Voor statutair bestuurders van BV’s en NV’s geldt al langer dat vennootschappelijk ontslag over het algemeen ook leidt tot arbeidsrechtelijk ontslag. Voor bestuurders van stichtingen golden andere regels. Vóórdat de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) in werking trad, was er voor het ontslag van een stichtingsbestuurder ook nog een preventieve ontslagtoets door UWV of kantonrechter nodig. Net als voor andere ‘gewone’ werknemers.

Als gevolg van de WBTR komt er echter in artikel 2:298a Burgerlijk Wetboek (BW) te staan:

“Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken.”

Na 1 juli 2021 is een preventieve ontslagtoets dus niet meer nodig en daarmee is de ontslagprocedure van een stichtingsbestuurder in principe eenvoudiger geworden.

Beëindiging dienstverband door RvC

Als een Raad van Commissarissen (of Raad van Toezicht) besluit om de vennootschapsrechtelijke aanstelling van de bestuurder van de stichting te beëindigen, heeft dat besluit meteen arbeidsrechtelijke gevolgen. En omdat in de wet is opgenomen (in artikel 2:298a BW) dat herstel van het dienstverband niet mogelijk is, kan het ontslag zelf dus niet eenvoudig arbeidsrechtelijk worden aangetast. De ontslagbescherming van een stichtingsbestuurder wordt door de WBTR dus aanmerkelijk zwakker. Nog meer dan eerst moet een nieuw te benoemen stichtingsbestuurder zich realiseren dat zijn rechtspositie bij ontslag slechter is dan die van gewone werknemers.

Arbeidsrecht van aanstelling tot ontslag

Als een RvC een bestuurder wil ontslaan, moet ze wel bepaalde formele voorschriften in acht worden genomen. Als er formele gebreken aan haar vennootschapsrechtelijke besluit kleven, dan kan de bestuurder namelijk nog altijd proberen om dat besluit te vernietigen en daarmee ook het arbeidsrechtelijk ontslag onderuit trekken.

Verder is het ook verstandig dat zowel de RvC als de bestuurder vooraf goed stilstaan bij de rechtspositie. Zo kunnen ze (samen) bijzondere afspraken in de arbeidsovereenkomst opnemen die hier rekening mee houden. Denk bijvoorbeeld aan een langere opzegtermijn of een contractuele afvloeiingsvergoeding. Hierover vertellen we meer in de andere blogs.

WBTR & arbeidsrecht

De WBTR is ogenschijnlijk wat taaie kost, maar wij zetten er graag onze tanden in. Ook in de volgende blogs kijken we met een arbeidsrechtelijke bril naar de gevolgen die de WBTR heeft voor toezichthouders en bestuurders. Lezen jullie mee?

Lees verder:

Deel 3: De rol van de Raad van Toezicht als werkgever van de bestuurder.